wit
IJzig is de lucht, en wittig. De blaadjes en het gras hebben witte randen. Er ligt ijs op de vijver en het hek is bevroren. Het staal vreet zich aan mijn hand als ik de klink vastpak en probeer te morrelen. Er valt niets te morrelen. Stroef en onwillig schuift de klink omhoog. Voldoende. Witte korrels op het plaveisel verraden de strooiwagen. Ik stel me maar liever niet voor hoe het voelt dat Tammo’s zachte voetkussentjes de bevroren ondergrond raken.
De schapen in het weitje achter ons huis staan bij elkaar onder wat bomen en proberen op hun achterpoten manoeuvrerend de laatste groene blaadjes te pakken te krijgen. Intussen houden ze Tammo en mij goed in de gaten.
Ik gooi een takje voor hem uit. In een poging het te vangen maakt zijn onderlijf een merkwaardige sliding, de achterpoten schieten tussen de voorpoten door en hij vliegt bijna over de kop. Ook hij moet aan de winter wennen.
Inmiddels breekt de zon voorzichtig door de ochtendmist heen. Alle kouds komt in een warme geelrode gloed te staan. Het wordt tijd voor een kopje koffie.
Reageren is niet mogelijk