vogeltjes
En ja hoor, weer 10 kilometer vogeltjes gekeken: rustig hardlopen (een sukkeldrafje) en om me heen kijken. Alle tijd, geen haast, geen topprestatie. Toen ik mijn neus buiten de deur stak wist ik al: dit is goed. De zure lucht van mest woei door de straat. Ik hou er van. Dat is wonen op een dorp, ‘buitenlucht’. Teken van het nieuwe groeiseizoen.
Alles is in gang. Ontelbaar veel vogeltjes, die zich niet laten bekijken maar wel laten horen. Ik ken ze niet, althans: de meeste niet. Wel de kievit, die een eindje klagend meevliegt. Wel de scholekster, wel het koppeltje eenden dat snaterend opvliegt uit de sloot. De specht die roffelt ergens ver weg hoog in een boom.
Vogeltjes kijken, het betekent dat ik ook het gebroken glasplaatje in de berm zie liggen. Het lege sigarettenpakje, het stukje aluminiumfolie dat om een boomtak is gewikkeld. De bijna lichtgevend groene frisdrankfles, de pretreepverpakkingen van al die koters die zich moed ineten op weg naar school.
Ik kom de buurvrouw tegen, zij in de auto, ze steekt de hand op. Dat doen we hier, de hand opsteken. ‘Lekker tempootje’, zegt de man die zijn kinderen naar school brengt, en hij lacht vriendelijk. ‘Goed vol te houden’, zeg ik, en ik loop weer door. Vogeltjes kijken.
Reageren is niet mogelijk