weg

mandTammo is een weekje uit logeren. Nou ja, drie dagen. Dat is wel rustig, had ik bedacht. Even lekker doorwerken en voor Tammo is het ook leuk. Drie dagen dollen met zijn vriendjes. Maar wat is leuk?

Van mijn vijfenvijftig jaren deel ik er bijna vijfentwintig met Sjoerd en bijna twee met Tammo. Dat is heel wat, vind ik. Al weet je pas wat het eigenlijk betekent als ze er eens even niet zijn. Een dagje zonder Sjoerd lijkt soms veel meer dan een week mét. En zo is het met Tammo ook. Mijn trouwe blaf- en slikbeest drentelt elke dag om me heen. Het missen begon maandag al, toen hij er nog gewoon wás!

De lege mand is erg leeg. De bench ook. Ik heb het deurtje maar even dicht gedaan, dan is het net of de leegte me wat minder aankijkt. De stilte ’s nachts (geen getrippel van mand naar bench v.v.), het niet-uitlaten. Eigenlijk kan ik niet zeggen dat Tammo er niet is. Hij is in alles. Niet-zijn is ook zijn.

Intussen beeld ik me alweer in hoe het zal zijn als ik hem ophaal, morgen. Dat hij uitbundig is, en ik blij (maar iets gecontroleerder). Dat hij even mag opspringen en helemaal gek mag doen en dan de auto in gaat. Op zijn slaapzak binnen twee minuten in slaap valt. En dat ik dan weer naar huis rij alsof er niets gebeurd is.

Tammo komt weer thuis. Nog één nachtje slapen.

Reageren is niet mogelijk