zingen
De oude tante. Een hersenbloeding, nog wat factoren, en ze kwam er niet meer bovenop. Dik zesentachtig.
Op een hete middag hebben we haar begraven in Leens, waar mijn familie vandaan komt. Vanuit de Gereformeerde Kerk Vrijgemaakt aan de Valgeweg. Een jaren zeventig soort-van-schuur, met slechtgevoegde steenstrips aan de wand en een schrootjesplafond. Het zong stroef, met een tegenstribbelende organist. De preek ging uiteraard over de lasten van dit leven en bij Jezus zijn.
Neefje en nichtje gingen bij de microfoon staan, een cd’tje aan met droge piano. En toen gebeurde het. Ze gingen zingen. Schoon, droog, zonder opsmuk. ‘Veilig in Jezus’ armen, veilig aan Jezus’ hart’. Zij begon, en hij nam het over. Zij schoof naar de tweede stem. Het mengde mooi en in heel die kale toestand kwam vlees en bloed. Het ging een beetje jeuken tussen mijn schouderbladen en de eerste traan diende zich aan.
Neefje twee vouwde zijn papieren uit en ging vertellen over tante’s leven. Van coupeuse naar maatschappelijk werk, van Leens naar Leiderdorp. Haar betrokkenheid bij anderen, later de zorg voor haar ouders, terug in Leens. Neefje stopte even. Hij slikte, en bij mij jeukte het weer. Traan twee.
Toen nam de kaalheid het weer over. De kerk uit, de straat op, op weg naar de groeve. We liepen, we hebben haar begraven. Het Onze Vader voor wie wou. Koffie, cake, naar huis.
Dank neefjes, dank nichtje, voor het respect. Dank voor zoveel vlees en bloed. Voor zoveel brood en wijn.
Reageren is niet mogelijk