90

We waren met zijn allen
over van een oud leven,
Wij waren het die er nog waren.

Fijn, sprak hij zacht, fijn,
dat jullie er zijn,
ik kan het bijna niet begrijpen.

De hond en ik, en wie nog meer,
we waren er.
Zijn blik dreef naar de verte.

We brachten wijn mee, rode wijn.
Hij nam een slok, het smaakte goed.
Een zachte glimlach gloorde.

Bekaf waren we daarna
en moesten uren slapen.

Wouter Wieringa

Reageren is niet mogelijk