rommelmarkt

Het woord zong al een poosje rond. Niet dat ik er van houd. Maar je weet nooit. Een tuinsetje, een bloempot. Dus toen er eentje in de krant stond moest het maar zijn. Opening 9 uur, dus op tijd op. Rondje met Tammo en daarna in de auto.

Het was rond een oude boerderij. Gelukkig stond er een adres bij. Tomtom wist het te vinden. Kwart over negen kwamen we aan.

Onderweg liepen de stapels witte tuinstoelen ons al tegemoet, met benen eronder. We hadden dus wel een uurtje eerder mogen zijn. In de buurt van de schuur werd het duidelijk. Honderden mensen waren afgekomen op een verzameling oude meuk van heb ik jou daar. Op zaterdagochtend om kwart over negen! Waar haalden ze de moed vandaan. En de spullen. Het was wringen om tussen de mensen en de dingen door te komen. Mijn neus kwam vervaarlijk dicht bij muffe smyrnakleedjes en te lang opgeborgen boeken.

‘Hé Zuidema’, zei een jongen van een jaar of veertien tegen een tenger strak meisje van een jaar of twaalf. ‘Heb je mijn vrouw niet meegenomen?’ ‘Nee’, zei Zuidema, ‘die is naar de EO-Jongerendag’. ‘Moet jij daar niet heen dan?’ ‘Mwah.’ Ze ging liever naar de rommelmarkt.

Het mag duidelijk zijn, dat tuinsetje heb ik niet gescoord. Noch de bloempot. We hebben in de buurt een kopje koffie besteld. Met appeltaart. Om bij te komen.

Reageren is niet mogelijk