buurman

Buurman Jan en buurman Gerrit. Ze wonen tegenover ons, naast elkaar. Allebei een eindje in de tachtig. Allebei gaan ze hun gang. Een beetje scharrelen, een eindje lopen, af en toe met de auto weg. Als er wat te doen is staat Jan vooraan. Gerrit komt ook kijken, maar een beetje later.

Behalve buren zijn ze ook zwagers. Jan is al lang weduwnaar, zijn zoon woont bij hem. Naast Gerrit woont Gerrits zoon. Broers van Gerrit wonen in de buurt, broers van Jan ook. Jan en Gerrit zijn met het dorp en met elkaar vergroeid. Niet elkaars beste vrienden maar och, je deelt al zolang zoveel dat je niet anders meer weet.

Ze werken graag nog wat in de tuin. Het gaat niet meer zo makkelijk, de kracht is er uit, zegt Gerrit. Jan knutselt graag een beetje in de garage of schildert een hekje, Gerrit maakt zijn auto schoon.

Ze wonen al bijna hun hele leven in Westernieland. Jan ging op Hemelvaartsdag naar de markt in Eenrum. Gerrit niet, hij houdt niet meer van die drukte. Je komt nog wel eens bekenden tegen, zegt Jan. En ze sommen op wie er allemaal dood zijn. Gerrit is wel eens op vakantie geweest. Hij vond het niks.

Het is mooi weer, ze kletsen nog even op de hark. Dan gaan ze weer. Eten. Op tijd, voor de medicijnen.

Reageren is niet mogelijk