brug

Je laat de hond uit en daar zijn ze. De jongens op de brug.

Ze dragen de onrust met zich mee. De belofte en het hoekig-zijn. Een beetje duwen en trekken, wat praatjes heen en weer. Het schalt over het water, een voetbal wordt vooruit geschopt, het water in.

‘Is het dan niet koud?’ ‘Nee hoor.’ ‘O.’ Ze klinken nog lang tegen de bomen op, over de velden. Wij lopen door, de hond en ik. De jongens blijven, springen ongetwijfeld het kanaal in. Het wordt vochtiger, het is vroeg, halverwege mei. De lange warme broeierige avonden waarop alles intenser en betekenisvoller wordt, ze moeten nog komen.

De jongens op de brug, ze zijn vroeg. Ze voetballen en springen. Het knettert en ze gaan naar huis.

Reageren is niet mogelijk