als kind
Als kind… zo zou ik niet gauw een stukje beginnen. Dat komt door Simon Carmiggelt.
‘Als kind beminde ik mijn tante Saar.
Haar torso was het centrum van gedachten
welke mijn ouders niet van mijn verwachtten,
want och, ik was een knaap van dertien jaar.’
Mijn oma heette Saar. Zulke gedachten had ik niet bij haar, al was ik dertien. Oma zong psalmen met dunne stem. Als ze zong was het alsof ze een beetje opsteeg. Daar kon ik niet bij, daar zong oma zichzelf naar toe. Naar engelen, naar Jeruzalem. Het duurde vaak een poosje voor ze weer terug was op aarde. Dat oma met thuis iets anders bedoelde dan het bejaardenhuis, dat begreep ik toen al wel.
Toen ik dertien was hoorde ik dat Fokko op school kwam. Wat was ik opgetogen! Fokko kende ik van de kleuterschool. Dappere beentjes in de korte broek. Wat een teleurstelling. Fokko was een zeurpietje geworden. Een beetje van hetzelfde, steeds maar weer. Mijn beeld had kennelijk geen gelijke tred gehouden met de werkelijkheid. Mijn beeld was leuker. Daar kon de echte Fokko niet tegenop.
Fokko was leuk in de zandbak, dappere beentjes in de korte broek. Maar ik was dertien intussen. Ik begeerde. Niet Fokko, niet oma Saar. Maar wat wel, wat wel!
Reageren is niet mogelijk